Hopla, gratis tips
Eerste vraag: wat typeert diegene voor wie je speecht?
Welke hobby, activiteit, karaktereigenschap zullen alle aanwezigen, al wie vertrouwd is met de persoon voor wie je speecht, herkennen? Zoek uit hoe je dat kunt gebruiken als vertrekpunt / insteek / rode draad van je speech.
Informeer je, lees je in, zoek online of vraag rond naar leuke en opvallende anekdotes
Al lezend, surfend, rondhorend, … zal je leuke dingen ontdekken die je kunt vasthaken aan je thema, aan de hobby, activiteit, eigenschap, … die je als insteek hebt gekozen. Zoek zowel over de persoon in kwestie (leuke anekdotes, zaken die hem/haar typeren) als over de activiteit of eigenschap in kwestie (leuke weetjes, onnozele statistiekjes, …). Probeer die aan elkaar te koppelen.
Je zult ook altijd leuke dingen lezen of horen die helaas niet bruikbaar zijn. Durf die dan ook níet te gebruiken, in plaats van het toch te forceren. Schrijven is schrappen. Kies ook voor verhalen en anekdotes die iedereen kan volgen (geen inside jokes).
Zoek een rode draad, ook stilistisch
Probeer een bepaalde formulering te herhalen, als een stilistische rode draad of kapstok. Elke alinea beginnen met dezelfde zin of hetzelfde woord, bijvoorbeeld. Dat geeft er ritme aan.
Durf een beetje stout te zijn
Het mag een beetje schuren en een beetje stout zijn, maar probeer wel goed de gevoeligheden van je publiek en van diegene voor wie je speecht in te schatten. Vertel bijvoorbeeld een onschuldig geheimpje, iets wat twintig jaar geleden stiekem gebeurd is of destijds niet mocht uitkomen, maar intussen allang irrelevant / verjaard is.
Hou het kort
Je bent doorgaans niet de enige die moet speechen. En zelfs als je wél de enige bent: probeer het toch kort te houden, zodat de aandacht van de aanwezigen niet afglijdt naar de drankjes en hapjes die staan te wachten. Eén A4tje, zo’n 3.500 tekens, meer moet dat vaak niet zijn.
Val in herhaling en maak de cirkel rond
Verwijs af en toe naar iets wat je eerder al zei (Maar doe dat niet expliciet. Niet: “Zoals ik eerder al zei…”). Probeer vooral op het einde, ter afsluiting, de cirkel rond te maken door te knipogen naar iets wat eerder al gepasseerd is, of misschien zelfs naar je openingszin of -alinea.